Rolstoelfiets
Rolstoelfietsen heb je in vele uitvoeringen. De bijrijder zit in een rolstoel die verbonden is met een fiets met bestuurder. Test de remmen, verlichting, het achteruit fietsen, aan- en afkoppelen. Controleer of het stuur en de stoel goed vast zitten! Lees de gebruiksaanwijzing van de rolstoelfiets goed en bekijk eventueel een instructiefilmpje op YouTube. Zet de rolstoelfiets op de (parkeer)rem bij het op- en afstappen. Zorg ervaar dat de rolstoelfiets stabiel en stevig staat en controleer of alle veiligheidsmaatregelen goed zijn opgevolgd.
Soms is het handig de zitting eerst bij te draaien, zodat de bijrijder makkelijker kan opstappen. Al zittend kan de stoel recht gedraaid en vastgezet worden. De bijrijder kan dan gemakkelijker zijn/haar voeten op de pedalen zetten. Ga, voordat je wegfietst, na of de bijrijder goed en stevig vast zit. Check bij een losse rolstoel of die goed en stevig vast zit.
Tips
- Let op dat de manier waarop je bocht ingaat per rolstoelfiets kan verschillen
- Houd er rekening mee dat de fiets langer is en niet zomaar op een fietspad of middenberm kan staan, bijvoorbeeld bij het oversteken van een straat
- Je rijdt veel langzamer weg en hebt dus meer tijd nodig om over te steken. Je moet bewust verder vooruitkijken
- Als de weg schuin afloopt, stuur dan goed tegen de richting in. Anders kan de fiets omkiepen
- Als er een geultje is tussen fietspad en stoep, stuur dan goed tegen. Anders kan de fiets omkiepen
Aandachtspunt voor alle rolstoelfietsen uitgerust met een elektrische motor: je gaat snel te hard. Houd hier rekening mee!
Pas op dat wijde broeken of loszittende kledingstukken niet vast komen te zitten in de ketting, spaken of trappers. Voor bijrijders die voor het eerst gebruik maken van een rolstoelfiets, kan het erop en eraf gaan al een hele ervaring zijn. Laat hen daarom eerst wennen. Soms is alleen het erop en eraf gaan zonder te fietsten al voldoende in het begin. Zorg dat je op de hoogte bent van de afspraken die er rondom het fietsen met deze bijrijder zijn gemaakt.
Bijvoorbeeld: wat zeg je onderweg, hoe begeleid je verbaal de rit? Wat zeg je als je afslaat of stopt? Houd tijdens de rit (als dit gewenst is) verbaal (praten of neuriën) en/of non-verbaal contact (hand/arm bestuurder tegen/op hand van bijrijder). Benoem drempels en kuilen, zodat de bijrijder niet schrikt. Probeer niet abrupt te stoppen en kondig dit aan. Vraag of de bijrijder het leuk vindt als je vertelt wat je ziet en doe dit (niet). Houd je aan de adviezen van de leverancier van de rolstoelfiets. Een rolstoelfiets mag alleen in het verkeer deelnemen wanneer deze voldoet aan de regels (let op goed werkende verlichting).