Soorten onderzoek
Bij de diagnostiek maken we gebruik van verschillende vormen van onderzoek.
Oogheelkundig onderzoek
Oogheelkundig onderzoek kan eventuele bijkomende oogheelkundige afwijkingen opsporen, stoornissen in de gezichtsscherpte, gezichtsvelden, oogbewegingen en fixatie vaststellen en aanwijzingen geven welke hogere visuele functies mogelijk afwijkend zijn. Eventueel wordt ook elektrofysiologisch onderzoek gedaan (ERG, VEP).
Anamnese
Met een CVI-vragenlijst wordt beoordeeld in welke mate een persoon problemen en beperkingen in het dagelijks leven ervaart die kunnen wijzen op CVI. Dit om richting te kunnen geven aan het vervolgonderzoek. Bij volwassenen is een goede heteroanamnese, een interview met een belangrijke persoon uit de nabije omgeving van de cliënt, vaak onontbeerlijk voor de diagnostiek.
Neuropsychologisch onderzoek
Met neuropsychologisch onderzoek of visueel perceptie onderzoek kunnen stoornissen in de hogere visuele functies worden opgespoord. Er wordt onderzoek gedaan naar onder andere de visueel perceptuele en visueel cognitieve vaardigheden, visuele aandacht, visuomotoriek, visueel ruimtelijke informatieverwerking en visuele verwerkingssnelheid. Er wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde tests en observatie-instrumenten om zo een indruk te krijgen van het visueel vaardigheidsprofiel.
Het onderzoek kan uitwijzen in hoeverre visuele verwerkingsproblemen voorkomen en waar mogelijkheden voor compensatie en aanpassing liggen. Beschreven wordt welke voorwaarden nodig zijn om visuele informatie zo goed mogelijk op te nemen en verwerken. Bij kinderen worden de onderzoeken vaak na verloop van tijd herhaald, om te beoordelen of er veranderingen zijn in de visuele functies en in de visuele verwerking.